Het opstellen van de Regionale Energie Strategie is voor alle dertig regio’s in Nederland een nieuw proces dat zorgvuldig wordt aangepakt. De regio’s bepalen zelf hoe ze energie besparen, op welke manier ze duurzame verwarming realiseren en waar en hoeveel wind- en zonne-energie kan worden opgewekt. Metropoolregio Eindhoven gebruikt de milieueffectrapportage (MER) in een vroeg stadium van de energiestrategie om mogelijke zoekgebieden voor duurzame opwek systematisch en objectief in kaart te brengen. Deze aanpak is uniek in Brabant.
Wat is een milieueffectrapportage?
Een milieueffectrapportage geeft een beeld van de milieueffecten van een plan of project. Het is bijvoorbeeld verplicht voor de aanleg van een weg om te zien welke obstakels en kansen een omgeving bieden voor je plan. In de Regionale Energiestrategie (RES) wordt de MER ingezet om de voorlopige keuzes die gemaakt zijn meer aan te scherpen (een project-MER). Maar de MER kan ook een manier zijn om in het begin van de RES-procedure onderzoek te doen naar locaties voor bijvoorbeeld windmolens en zonnevelden. Dit wordt een plan-MER genoemd. De milieueffecten van de zoekgebieden worden in kaart gebracht om in een vroeg stadium in de afwegingen te worden meegenomen, samen met andere factoren zoals systeemefficiëntie en draagvlak.
De ervaringen met de plan-MER in de regio Eindhoven
Ronald Kraus is coördinator Regionale Energie Strategie van de regio Zuidoost Brabant. Hij is nauw betrokken bij het gebruik van de plan-MER voor de RES in de Metropoolregio Eindhoven. Deze regio verwacht de RES 1.0 aan het eind van 2021 af te hebben. Iets later dan andere regio’s, die de milieueffectrapportage op een later tijdstip inzetten. “Het kost in het begin meer tijd,” vertelt Kraus. “Het is monnikenwerk: het is een enorme klus om al die effecten in kaart te brengen. Maar het voordeel van het gebruik van de plan-MER is dat je op milieugebied heel veel extra informatie krijgt aan het begin van de besluitvorming.”
En er zijn meer voordelen: de Metropoolregio Eindhoven omvat 21 gemeenten die niet allemaal even ver zijn in kiezen van locaties voor grootschalige opwek. De plan-MER biedt veel informatie voor gemeentes over zoekgebieden op hun grondgebied die zij kunnen gebruiken voor de lokale afstemming. De resultaten van het onderzoek kunnen ook aanleiding geven voor een gemeente om verdiepend onderzoek te doen.“Bovendien kent de plan-MER een officiële procedure voor inspraak om alle stakeholders de gelegenheid te bieden hun zienswijzen te geven. Dat wordt formeel gedocumenteerd en daar kan iedereen zijn voordeel mee doen,” aldus Kraus.
De leerpunten
Dat de plan-MER een tijdrovende klus is, leverde in de regio Eindhoven wel wat reuring op. Kraus vertelt: “De tijdlijn voor de plan-MER paste niet bij de planning voor de RES 1.0, waar het Rijk vanuit gaat. We hebben de input van de milieueffectbeoordeling nodig om de RES 1.0 af te ronden. We hebben op het laatste moment besloten om een conceptversie van de RES 1.0 te maken en de RES 1.0 pas later dit jaar vast te stellen. Dat heeft in de regio enige onrust opgeleverd.” Deze onrust is het gevolg van de keuze om een plan-MER-procedure voor de RES te volgen. Omdat daar nog niet veel ervaring mee is opgedaan, was het voor de regio Eindhoven een spannend proces. Toch staat Kraus achter de keuze voor een plan-MER: “Ik denk niet dat we het beter hadden kunnen doen.”
Eerste resultaten plan-MER
Ondanks de vertraging, heeft de milieueffectbeoordeling wel al iets interessants opgeleverd. “Een inzicht vanuit de plan-MER is dat de regio Eindhoven met de plaatsing van windturbines en zonnepanelen in een beperkt aantal gebieden een hoge opbrengst aan energieopwekking kan bereiken. De milieu-impact blijkt vergelijkbaar met de keuze voor een grotere spreiding van kleinere gebieden,” aldus Kraus. In andere woorden: veel opwek geconcentreerd in een beperkt aantal gebieden heeft in deze regio een relatief minder negatief effect op het milieu en de leefomgeving dan het verspreiden van windturbines en zonnevelden door de hele regio. “Daarmee is er ook ruimte om binnen de concentratiegebieden keuzes te maken die de negatieve milieu-impact verder verkleinen. Je zou er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om zonnepanelen in een veld minder dicht op elkaar te zetten, waarmee de energieopbrengst minder zal zijn, maar er wel ruimte wordt gelaten voor biodiversiteit.”
Voorzichtigheid is geboden
Kraus geeft aan dat communicatie over het proces van de plan-MER en de Regionale Energie Strategie om grote zorgvuldigheid vraagt. De plan-MER is een zeer abstracte verkenning. En aan elke keuze gaat een bredere afweging vooraf, waarbij naast milieueffecten ook andere aspecten een rol spelen, zoals draagvlak en mogelijke aansluiting aan het elektriciteitsnet. Bovendien wordt pas op een later tijdstip concreter bekeken waar binnen de gebieden de zonnepanelen en de windmolens komen. Uiteindelijk worden de zoekgebieden zoeklocaties en spitst de besluitvorming steeds verder toe. En natuurlijk worden allerlei partijen, waaronder inwoners, betrokken bij het proces. Er gaan dus nog vele stappen vooraf aan een definitieve keuze voor een specifieke opweklocatie.
Op dit moment staan alle regio’s aan het begin van het RES-proces met het opstellen van de RES 1.0. Kraus legt uit hoe ze in de concept-RES van de Metropoolregio Eindhoven logische zoekgebieden hebben bepaald aan de hand van verschillende vragen. “Waar past het logischerwijs in het landschap? Waar past het binnen de huidige wetgeving? En waar kunnen we koppelingen maken tussen energie-opwek en andere opgaven die er liggen in een gebied, bijvoorbeeld voor klimaatadaptatie?” De effecten van energieopwekking in die gebieden op het landschap, ecologie en leefomgeving, maar ook de effecten binnen de bredere thema’s zoals de landbouwtransitie en klimaatadaptatie werden vervolgens in het milieueffectonderzoek bekeken. “En vervolgens bekijken we met elkaar of we tot een set zoekgebieden kunnen komen voor de RES 1.0, waar we mee verder willen.”
Lang en nauwkeurig proces
Een windmolen of zonneveld is dus niet zomaar ineens geplaatst. “We moeten niet onderschatten hoe groot het proces is dat we hierna nog doorlopen met elkaar,” stelt Kraus. “Het kan niet vaak genoeg worden gezegd: op dit moment zijn we bezig met een verkenning. Het is eigenlijk een ontwerpend onderzoek. Waar kúnnen we energie opwekken en waar wíllen we het? Dat zijn twee verschillende dingen. Het is een proces van vele jaren. Je gaat van een abstract niveau steeds verder detailleren. Waarin het best voor kan komen dat je in een later stadium zal moeten terugkomen op uitspraken die je eerder hebt gedaan. We denken bijvoorbeeld nu dat dit logische zoekgebieden zijn, maar als je verder gaat inzoomen en je ontdekt dat je een koppeling met bijvoorbeeld een wateropgave echt niet kunt maken, dan zet dat een zoekgebied in een ander daglicht.” Ook innovatie speelt een rol in de besluitvorming. Er zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van energietransitie. Zo wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan batterijen en waterstof voor opslag. Op dit moment kunnen die innovaties nog niet overal ingezet worden, maar over een paar jaar kan het misschien wel een plek krijgen in de energieopwek van een regio. Kraus: “Daar moeten we alert op blijven. Het is geen gesloten proces, we blijven openstaan voor nieuwe ontwikkelingen om in de afwegingen mee te nemen.”
Tekst: Marjolein Bezemer (Inkt & Aarde)
Beeld: Sam Faber
Publicatiedatum: 02-06-2021