In het Nationale Klimaatakkoord (2019) hebben Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en maatschappelijke partijen een CO2-vermindering van 49% in 2030 afgesproken, ten opzichte van 1990. Onder meer door het opwekken van ‘hernieuwbare energie’. In de praktijk betekent dit zonne- en windenergie.
Met het oog hierop zijn landelijk 30 regio’s gevormd, die ieder hun eigen plan de campagne maakten: de Regionale Energie Strategie, kortweg RES. Afgesproken is dat zij over zeven jaar samen 35 terawattuur (TWh) per jaar opwekken. Oftewel 35 miljard kilowattuur (kWh) (een koelkast verbruikt ca. 100 kWh per jaar).
‘Op basis van gelijkwaardigheid’
RES-regio’s – Noord-Brabant telt er vier – zijn samenwerkingsverbanden van de gemeenten in zo’n gebied, het waterschap en de provincie. “Op basis van gelijkwaardigheid”, voegt Willem de Graaff daaraan toe. Hij is projectleider RES en -Proces bij de provincie Noord-Brabant.
In de ‘RES 1.0’ hebben de regio’s twee jaar geleden aangegeven hoeveel opwek zij individueel willen realiseren. In een voortgangsrapportage, die deze maand (juni) moet worden ingeleverd, wordt duidelijk of zij op koers liggen. En waaraan de komende jaren nog moet worden gewerkt.
In iedere regio is volgens De Graaff voortgang te zien. Maar als het aan hem ligt, worden zij niet enkel op de actuele cijfers beoordeeld. “Iedere regio is uniek en kent zijn eigen uitdagingen. Dus zul je ook moeten bekijken of de afspraken in 2030 kunnen worden bereikt.”
Willem de Graaff, projectleider RES en -Proces bij Provincie Noord-Brabant
Goed op dreef
Dat Brabant goed op dreef is, laat bijvoorbeeld de voortgangsrapportage van de RES West-Brabant zien. En de Roosendaalse wethouder van energietransitie en klimaat Klaar Koenraad, tevens voorzitter van de stuurgroep RES, wil dat best met cijfers onderbouwen.
West-Brabant heeft met 1,26 terawattuur nu al meer dan de helft opgewekt van wat we hadden gepland in 2030 (2,38 TWh). En met de solidariteit binnen deze RES-regio met 16 gemeenten zit het volgens haar wel goed: “De steden kunnen nooit zoveel opwekken als ze nodig hebben. Dan komen de gemeenten met veel buitengebied om de hoek kijken.”
De wethouder roemt ook de rol die waterschap Brabantse Delta bij de begeleiding van de RES-regio vervult. Ze vindt die bijzonder, omdat het meestal een grote gemeente of een combinatie van gemeenten is die projecten trekken. “We durven hier ook onze nek uit te steken; doen aan innovatie en zijn niet bang om fouten te maken.”
Klaar Koenraad, wethouder in Roosendaal en voorzitter stuurgroep RES
Regio’s leren van elkaar
West-Brabant is in de provincie ook de eerste RES-regio die de voortgangsrapportage aanlevert. Kunnen de andere daar wat van leren? Koenraad wijst erop dat elke regio z’n eigen profiel heeft. De ene is innovatief, de andere is vooral met het klimaat bezig. “Wij zijn ook heel erg van het pragmatisch besturen: vertrouwen in elkaar, dingen gewoon doen en niet al te ingewikkeld maken.”
Zelf heeft West-Brabant volgens de wethouder veel opgestoken van het nationale programma waarin alle 30 RES’en bij elkaar kwamen. Vooral van de kritische noot richting het Rijk. Regio’s willen veel sneller opereren dan de wetgeving toelaat. Inmiddels komt er wat dit betreft garen op de klos.
Aansprekende projecten
Provinciaal projectleider Willem de Graaff hoeft niet lang na te denken over aansprekende projecten in elk van de vier Brabantse RES-regio’s. In West-Brabant is dat Energie A16. Een kwart van het rendement dat de 28 windmolens opleveren die langs de snelweg A16 komen, wordt geïnvesteerd in plaatselijke energieprojecten.
Voor Hart van Brabant noemt hij de lokale energiecoöperaties, die zich hebben verenigd in een ‘onderkoepelende’ regionale organisatie: “Daarbij zie je dat ook de rol van de burger nadrukkelijk aan bod komt.”
Voor de RES-regio Noordoost Brabant draagt hij het werk van de energiefixers en de klusbus aan. Die helpen bewoners op een laagdrempelige manier te besparen, bijvoorbeeld door het plaatsen van tochtstrippen. Voor de Metropool Regio Eindhoven noemt De Graaff het grootschalige project waarmee burgers worden ontzorgd bij het plaatsen van zonnepanelen op hun woning.
Uitdagingen
Uitdagingen zijn er ook. Vorig jaar kondigde de landelijke netbeheerder TenneT een stop op nieuwe (of uitbreiding van bestaande) zware aansluitingen af voor Brabant en Limburg. Plannen voor zonne- en windparken zonder afspraken met de netbeheerder konden de ijskast in. De voortgangsrapportages zullen daar ongetwijfeld melding van maken. Wethouder Koenraad: “We moeten veel meer gaan denken over een energiesysteem, niet enkel aan grootschalige opwek.”
“Waar we ook tegenaan lopen, is dat defensieradars de ruimtelijke mogelijkheden meer beperken dan waar op voorhand rekening mee is gehouden”, geeft De Graaff namens de provincie aan. “Brabant telt vijf militaire vliegvelden. Recente onderzoeken laten zien dat het verstorende effect van een windturbine op de radardekking groter is dan gedacht.”
En dan is er nog het broze draagvlak onder de bevolking voor zonneprojecten en met name voor windparken. Die laatste zijn volgens wethouder Koenraad absoluut nodig om het stijgende aantal piekbelastingen van het net te voorkomen. “Volgens mij hebben alle RES-regio’s daarmee te maken. TenneT heeft heel duidelijk aangegeven – dit is ook in onze voortgangsrapportage verwerkt – dat er voor een gezonde mix eigenlijk meer ‘wind’ bij moet komen.”
Goede voorbeelden delen
De provincie zorgt voor afstemming met de vier RES-regio’s. Dat is in de ogen van De Graaff niet alleen wenselijk om goede voorbeelden met elkaar te kunnen delen. Sommige energieprojecten houden zich niet aan een regiogrens en kunnen wellicht gezamenlijk worden opgepikt.
Zelf heeft de provincie haar doelstellingen vastgelegd in de Energieagenda 2019-2030. In die periode wil zij ernaar toewerken dat 50% van de energie afkomstig is uit duurzame bronnen en dat de CO2-uitstoot juist met de helft wordt gereduceerd. De voortgang richting deze doelen is in kaart gebracht in de energiemonitor. De vier RES’en zijn daarbij een goed instrument, stelt De Graaff.
Eigenaarschap
Lokale participatie en draagvlak onder burgers; samen met de hierboven genoemde uitdagingen zijn dit volgens de projectleider en de wethouder belangrijke thema’s in de RES 1.0. “Eigenaarschap, zoals bij Energie A16. Daar zijn de inwoners mede-eigenaar en dan ontstaat draagvlak”, weet Koenraad.
“De provincie bedenkt met de lokale energiecoöperaties een instrument, zodat zij met gebruik van hun eigen expertise en een achtergestelde lening zelf, of in samenwerking met ontwikkelaars, lokale projecten ontwikkelen en ten uitvoer brengen”, voegt De Graaff daaraan toe.
“We willen de energiecoöperaties c.q. burgers helpen om een goede plek te krijgen aan de tafel van ontwikkelaars. En uiteindelijk dragen ze via afdrachten weer bij aan de vulling van een eigen ontwikkelfonds, waarmee de lokale energiecoöperaties elkaar kunnen blijven helpen. Daarmee lopen we in Brabant voorop.”
Publicatiedatum: 30-05-2023