Voorwoord
“The Times They Are A-changing.” (Bob Dylan, 1964)
Verandering hangt in lucht. Onze kijk op de rolverdeling tussen burger en overheid verandert. Bij het voorbereiden van het advies dat nu voor u ligt, zijn wij ons er extra van bewust geworden dat veel mensen in Nederland zich inzetten voor een doel of belang dat het eigenbelang overstijgt. Ze komen met plannen en ideeën om hun wijk of stad mooier te maken of zetten zich in voor een onderwerp dat hen bezighoudt. Ze organiseren hulp en zorg onder elkaar en verbeteren zo de kwaliteit van het leven van velen. Ze zoeken daarbij de samenwerking met gelijkgestemden en weten anderen daarbij te enthousiasmeren. De vele mogelijkheden van nieuwe en sociale media maken het ook steeds makkelijker om elkaar te vinden. Zo gaan steeds meer initiatieven buiten de overheid om. Daar waar het openbaar bestuur voorheen nog moest bedenken hoe het bewoners moest betrekken, staat de overheid nu voor de vraag wat haar eigenlijke rol is in relatie tot die vele maatschappelijke initiatieven.
Geef “vermaatschappelijking” een kans
Het verbaast dan ook niet dat minister Spies van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kort na haar aantrekken in december 2011 de Raad voor het openbaar bestuur vroeg advies uit te brengen over hoe de overheid burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven kan betrekken bij de uitvoering van overheidstaken. Zij zag bovendien in deze zogenaamde “vermaatschappelijking” een kans om een meer compacte overheid te realiseren. In dit advies komt de Raad onder meer tot de conclusie dat op termijn wellicht de overheid in omvang kan afnemen door taken over te laten aan andere actoren, maar dat dat niet het doel van vermaatschappelijking moet zijn.
De Raad betoogt dat Nederland een vitale samenleving hééft
En dat de vraag eerder is welke consequenties dat voor de besturingsfilosofie van de overheid moet hebben. Het is die vitale samenleving die mogelijkheden biedt om de overheid in ons land compacter te maken. Compacter moet de overheid vooral worden in pretenties en ambities. Het gaat om een minder ‘gulzige’ overheid, die ruimte laat voor maatschappelijk initiatief. Burgers en maatschappelijke organisaties hebben een overheid nodig die met ze meedenkt en hun initiatieven verder brengt in plaats van reguleert of overneemt. Overheidsorganisaties moeten zich aanpassen om een goede partner voor
maatschappelijke initiatieven te kunnen zijn. Die verandering binnen de overheid gaat niet vanzelf, maar dient de volle aandacht van politiek en bestuur te krijgen. Dit te meer omdat belangrijke intermediaire instituties tussen overheid en burger (woningbouwcorporaties, onderwijs- en zorginstellingen) steeds meer de kenmerken van de verticaal bestuurde overheid vertonen in plaats van een bundeling van burgerinitiatieven, een rol die zij ooit in de horizontale verbanden van de samenleving hebben vervuld.
Verandering hangt in de lucht
De val van het eerste kabinet-Rutte veranderde wellicht de politieke context van de adviesaanvraag van minister Spies, maar zeker niet de actualiteit van het onderwerp. In de aanloop naar de Tweede- Kamerverkiezingen bleken tal van partijen in hun programma’s voorstellen te doen die beogen burgers en hun sociale verbanden meer ruimte te geven voor hun plannen, wensen en ideeën. Ook het nieuwe kabinet-Rutte II onderkent in zijn regeerakkoord het belang van ruimte voor initiatief en ondernemerschap. Ruimte geven aan de vitaliteit van de samenleving biedt ook het nieuwe kabinet grote kansen die aansluiten bij de ambities die VVD en PvdA in hun akkoord hebben neergelegd. Verandering hangt in de lucht. De Raad was al een eind op streek toen bleek dat ook andere adviesraden vanuit hun eigen perspectief met dit onderwerp bezig waren, zijn of gaan.
Verbinding zoeken tijdens een grote maatschappelijke verandering
De voorzitters van de adviesraden wierpen daarom de vraag op of zij niet in gezamenlijkheid een advies konden uitbrengen. Zij kwamen tot het inzicht dat de tijd te kort was om een gezamenlijk advies uit te brengen. Veel adviesraden leverden wel inbreng en een apart cahier van door verschillende adviesraden opgestelde beschouwingen over vermaatschappelijking maakt integraal onderdeel uit van dit advies. Zo is op weg naar deze rapportage een bijzondere samenwerking tussen de adviesraden ontstaan die stimulerend was en die het belang van vermaatschappelijking onderstreept. We zien ten aanzien van verschillende vraagstukken een toenemende samenwerking en verbinding tussen mensen en groepen als onderdeel van een grote maatschappelijke verandering.
De Raad heeft behalve van belangrijke bijdragen van de andere adviesraden ook kunnen profiteren van tal van mensen die met ons mee wilden denken. Zo voerden de onderzoeksmasterstudenten Marlot Kuiper, Bob van de Velde en Sabine van Zuydam van de Utrechtse School voor Bestuursen Organisatiewetenschap (USBO) een gedegen onderzoek uit naar vermaatschappelijking in Verenigd Koninkrijk, Australië en Scandinavië. De Raad bracht hun onderzoek afzonderlijk uit als webpublicatie (zie www.rob-rfv.nl). Hun onderzoeksresultaten vormden de belangrijkste input voor Hoofdstuk 5 van dit advies.
Verschillende auteurs bereid over het adviesonderwerp in discussie te gaan
Dit deden zij op de website Sociale Vraagstukken. Wij danken hen, degenen die de moeite
hebben genomen te reageren en hoofdredacteur Marcel Ham van Sociale Vraagstukken voor hun creatieve inbreng. Daarnaast spraken we met tal van bevlogen ambtenaren, ondernemers, wetenschappers, politici en burgers (zie Bijlage II). We zijn al deze mensen dankbaar dat ze hun ideeën, visie en enthousiasme met ons hebben willen delen. Ze hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de ideevorming van de Raad.
Verder waren Geert Jan Braber (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), Geert Meeuwissen (Dienst Landelijk Gebied), Imrat Verhoeven (Universiteit van Amsterdam), Eric Vink (Awareness) en Nicole Zwart-Hendrikx (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) bereid om conceptversies van het rapport kritisch door te nemen en te becommentariëren. Daarvoor zijn wij hen zeer erkentelijk.
Uiteraard is en blijft de Raad verantwoordelijk voor de tekst die nu voor u ligt.
Dit advies is voorbereid door een werkgroep uit de Raad, bestaande uit Leon Frissen (voorzitter), drs. Hanneke Möhring, MMC en twee tijdelijke raadsleden die voor de duur van dit adviestraject aan de Raad zijn toegevoegd: Marco Pastors en Albertine van Vliet-Kuiper. De Raad is de tijdelijke collega’s dankbaar voor hun collegialiteit, hun inbreng en creatieve betrokkenheid. De werkgroep werd vanuit de staf ondersteund door Eva de Best, MSc en drs. Rien Fraanje.
De wereld van verticaal aangestuurde instituties staat voor een uitdaging
Een uitdaging om zorgvuldig om te gaan met de dynamiek in de horizontale wereld. De vitale samenleving is een feit, het politieke bestuur moet zich inspannen het werk van de overheid zo in te richten dat ruimte wordt gemaakt voor de betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers. Dat is wat anders dan om financiële redenen taken over de schutting van de Haagse omheining te gooien of om ideologische redenen pleiten voor een kleinere overheid. Dat vraagt van het nieuwe kabinet om een bewuste keuze voor vermaatschappelijking en een kabinetsbrede, herkenbare bestuurlijke strategie hoe dat te bevorderen. Dat vraagt bovenal om loslaten in vertrouwen.
Download het boek