In de ondergrond van Brabant vormen kleilagen natuurlijke barrières voor vervuilingen (bijvoorbeeld uit mest, bestrijdingsmiddelen en andere chemicaliën). Deze dringen in de loop van de tijd steeds dieper in de bodem door, maar worden bij kleilagen tegengehouden. Het doorboren van de kleilagen kan ervoor zorgen dat de kleilagen de vervuilingen minder goed tegenhouden, waardoor die vervuilingen in het diepere grondwater terecht kunnen komen. Het niet meer doorboren van de kleilagen is een effectieve methode om te voorkomen dat er vervuilingen onder de kleilagen terechtkomen.
De maximale boordiepte komt overeen met de bovenkant van de “beschermende kleilagen”(+ een beperkte veiligheidsmarge). Deze lagen zijn uitgekozen op basis van de meest recente gegevens over de ondergrond van Brabant. De geselecteerde kleilagen beschermen het overgrote deel van de grondwaterwinningen voor menselijke consumptie. Het betreft kleilagen die een slechte doorlatendheid hebben (dat hebben niet alle kleilagen in de ondergrond even sterk). En het gaat om kleilagen die over een groot oppervlak voorkomen.
Dat de maximale boordiepte niet overal gelijk is, heeft te maken met de variatie in de ondergrond. De lagen zijn van nature niet overal even dik en liggen niet horizontaal. Als gevolg van de breuken in de ondergrond, moesten voor verschillende delen van Brabant verschillende lagen worden gekozen.
De gekozen lagen zijn niet de enige kleilagen in de ondergrond. Ook ondieper zijn er vaak nog andere kleilagen te vinden die vervuilingen tegen kunnen houden. De landelijke regels/protocollen voor het zo goed mogelijk afdichten bij doorboringen gelden hier ook. Deze laagjes kunnen lokaal ook een grote beschermende werking hebben.
De kleilaag die het grondwater beschermt waaruit drinkwater wordt gewonnen, zit hier ondiep. Een diepere kleilaag bevindt zich beneden de drinkwaterwinning of de diepere kleilaag is niet aaneengesloten waardoor deze geen bescherming biedt.De kleilaag die het grondwater beschermt waaruit drinkwater wordt gewonnen, zit hier ondiep. Een diepere kleilaag bevindt zich beneden de drinkwaterwinning of de diepere kleilaag is niet aaneengesloten waardoor deze geen bescherming biedt.
Nee, de regels gelden alleen voor doorboringen ten behoeve van open en gesloten bodemenergiesystemen.
In de huidige situatie worden gesloten bodemenergiesystemen vaak tot maximaal 150-200 m-mv aangelegd. Met de nieuwe regels mag tot maximaal de diepte van de beschermende kleilaag worden geboord. In de huidige situatie zijn open bodemenergiesystemen gebonden aan een diepte van maximaal 80 meter. Met de nieuwe regels wordt in delen van Brabant waar de kleilaag dieper ligt dan 80 m de toegestane diepte groter. Waar dat niet het geval is, blijft de maximale diepte op 80 m. (Zie ook de folder met de nieuwe regels).
Dat klopt. De aanleg van een bodemenergiesysteem moet plaatsvinden door gecertificeerde bedrijven volgens landelijke richtlijnen en protocollen, bijvoorbeeld voor de toe te passen materialen en voor het afdichten van kleilagen. Het is in principe mogelijk goed af te dichten, maar in de praktijk blijkt dat het lang niet altijd goed gaat. De gevolgen zijn dan onomkeerbaar. Vandaar dat de provincie vanuit haar wettelijke zorgtaken voor de kwaliteit van het drinkwater (ook op de lange termijn) kiest voor het voorzorgprincipe: Het voorkomen van risico’s die onomkeerbare nadelen hebben voor toekomstige generaties.
Dat risico is voor een deel reëel, als een groter aantal systemen nodig is om voldoende warmte te kunnen winnen. De provincie is met de Omgevingsdiensten in overleg op welke manier het toezicht bij realiseren en dus bij het afdichten van de kleilagen geïntensiveerd kan worden. Systemen met meerdere ondiepere lussen zijn duurder, waardoor ook andere alternatieven die er al zijn of nu nog in ontwikkeling zijn, en collectieve systemen een re el alternatief zullen worden.
Naar verwachting kan dat niet. Vaak is ook niet bekend dat een doorboring niet goed is afgedicht. Eenmaal geplaatste systemen blijven voor altijd in de bodem achter, ook al weten we niet goed hoe de materialen zich op de lange termijn gedragen. De onomkeerbaarheid van de ingreep is een extra reden om de bescherming nu in gang te zetten.
We handelen vanuit het voorzorgprincipe. De kans op verontreiniging is klein, maar omdat het om hele grote aantallen gaat, is het risico toch reëel.