De wijzigingen van de Mijnbouwwet en de Wet Collectieve Warmtevoorziening zijn nog niet vastgesteld, maar in ontwikkeling. Gemeenten kunnen weliswaar alvast rekening houden met de belangrijkste contouren.
In de nieuwe Mijnbouwwet wordt het proces van toewijzing van een zoekgebied veranderd. Afnemers hebben daar inzage in. Gemeenten en waterschappen hebben direct advies met name over verenigbaarheid met andere (ondergrondse) activiteiten, verenigbaarheid met transitievisie warmte (TVW) en lokale warmtevisies. Dit is een belangrijke verandering voor gemeenten om meer regie te hebben in de inzet van geothermie. Tot nu hadden gemeenten beperkte invloed op het proces. In beginsel is er echter geen advies over veiligheidsaspecten. De startvergunning aardwarmte ziet toe op boren, testen en een korte periode van winning.
De vervolgvergunning aardwarmte ziet toe op de grootte van het winningsgebied, exploitatieduur, en de voorwaarden van winning. Dan komt er een nieuwe lokale seismische risicobeoordeling.
In dit artikel worden de koppelingen tussen de Mijnbouwwet, de Wet Collectieve Warmtevoorziening en de Omgevingswet toegelicht.
In de Wet Collectieve Warmtevoorziening worden de volgende aspecten verbeterd ten opzichte van de huidige warmtewet (die vooral gericht is op de bescherming van verbruikers) : de positie van de warmtebedrijven; de tariefregulering & duurzaamheid; en het besluitvormingstraject voor aanleg & exploitatie van en aansluiting op collectief warmtesysteem.
In de nieuwe warmtewet wordt de volgorde van het proces van concept tot uitvoering anders. Na de vaststelling van de transitievisie warmte (TVW) kan de gemeente (in de nieuwe wet) een warmtekavel bepalen. Op basis van een aanbestedingsprocedure (en specifieke gunningscriteria) wordt een warmtebedrijf aangewezen dat een kavelsplan op hoog niveau presenteert. Pas na deze aanwijzing gaan de gemeente en het warmtebedrijf aan de slag met het wijkuitvoeringsplan. Dit plan zal onderdeel uitmaken van het omgevingsplan. Dan kan de inventarisatie van de opt-out van bewoners plaatsvinden. Het bedrijf is nu in staat om een gedegen investeringsplan uit te werken en na akkoord van alle partijen aan de slag te gaan met aanleg en exploitatie.
Op dit moment kunnen gemeenten met de WUP beginnen en vervolgens een warmtebedrijf kiezen. In de nieuwe wet is dit omgekeerd. Dit betekent dat bewoners intensief meegenomen worden (tijdens de WUP) nadat een keuze is gemaakt van een warmtebedrijf. Aan de andere kant betekent dit dat het warmtebedrijf bepaalde risico’s bij de aanbesteding moet inschatten zonder te weten of er voldoende afzet is voor een warmtenet.
AKD Warmtewet 2.0, de consultatieversie in kort bestek
De nieuwe wet wordt niet meer in 2021 verwacht maar pas op zijn vroegst in 2022.
Het Klimaatakkoord zegt echter ‘aan de gang!’. Wat kunnen gemeenten nu doen? Hieronder worden een aantal adviezen van AKD herhaald (van de kennissessie).
- (TVW-)Kavels ‘bevriezen’
De markt zit erom te springen nieuwe warmteprojecten uit te voeren. Aan de ene kant is dit een grote kans voor de warmtetransitie. Aan de andere kant kan het te snel gaan. In die zin wil de gemeente in haar regierol de zaken goed op elkaar afstemmen (tussen partijen of tussen verschillende bronnen bijvoorbeeld) voordat er een vergunning wordt gegeven. Het kan ook zijn dat de gemeente de eerste jaren eerst op isolatie wil focussen zonder een warmtenet aan te willen leggen.
De gemeente kan dan een weigeringsgrond over civiele toestemming in de verordening van Kabels en leidingen, in de AVOI (De Algemene verordening ondergrondse infrastructuren) of in eigen beleid meenemen. Dit stelt de gemeente in staat om niet onder druk gezet te worden.
- (TVW-)Kavels ‘creëren
Als de gemeente klaar is kan ze per warmtekavel via een aanbesteding een warmtebedrijf aanwijzen of zelf deelnemen in een warmtebedrijf voor een specifiek kavel of gebied. Een concessie die voor de nieuwe wet wordt verleend kan doorgaan tot een maximum van 30 jaar. Het is wel belangrijk om in de aanbesteding een aantal richtlijnen van de consultatiewet alvast mee te nemen (bijv. rondom duurzaamheidseisen).
De gemeente kan ook een faciliterende rol innemen waarin zij de markt kan uitnodigen en ondersteunen (met vergunning, of met contact maken met stakeholders en bewoners). Zij kan ook coöperaties in het zadel helpen, zo lang het maar eindigt in een recht om te leveren.
Op deze manier kunnen gemeenten proactief aan de slag met het Klimaatakkoord zonder hun regierol te verliezen.