Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat monitort het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de voortgang van de RES’sen. Het PBL reflecteert op de stand van zaken rond de RES 1.0 en analyseert of met de voorstellen die regio’s doen de opwekkings- en besparingsdoelen kunnen worden gehaald.
Voor de RES-regio Noordoost Brabant geldt dat er meer zal moeten worden gedaan om de doelstellingen te halen. Als er niets verandert, zal er naar schatting in 2030 tussen de 0,7 en 1,2 TWh duurzame energie opgewekt kunnen worden in Noordoost Brabant – een stuk minder dan het doel van 1,6 TWh. En ook de ambitie om 11 procent energie te besparen lijkt moeilijk haalbaar, door de elektrificatie van warmte en mobiliteit en het groeiende aantal inwoners van de regio.
Er is dus werk aan de winkel. Daarom heeft de stuurgroep RES NOB een aantal acties in gang gezet die de kans op het halen van de RES-doelen kunnen vergroten.
Onderzoek potentiegebieden
Sommige gemeenten zijn al flink opgeschoten met het vinden van geschikte locaties voor het opwekken van wind- en zonne-energie. En in een aantal gevallen is al begonnen met de bouw van windmolens en zonneparken. Maar voor andere gemeenten geldt dat zij nog niet zover zijn en helemaal geen duidelijk beeld hebben van geschikte gebieden voor de opwek van duurzame energie. De stuurgroep RES NOB heeft daarom afgesproken om alle gemeenten te vragen uiterlijk in het eerste kwartaal van 2023 duidelijk afgebakende zoekgebieden te hebben.
Om gemeenten daarbij te ondersteunen onderzoekt Generation Energy in welke gebieden in de regio Noordoost Brabant wind- en zonne-energie kan worden opgewekt zonder beperkingen van milieuregels en (kostbare) efficiencymaatregelen vanwege netcongestie, en waar duurzame opwek landschappelijk goed inpasbaar is. Dit onderzoek in het najaar afgerond en kan gemeenten helpen bij het concreet maken van hun zoekgebieden.
Samenwerking energiebesparing
Met de Energiehulp (voormalige werktitel: Klusbus) zijn binnen de RES NOB de eerste stappen gezet richting gemeente-overstijgende energiebesparingsprojecten. Betere samenwerking tussen gemeenten in de regio is nodig om de doelstellingen van de RES NOB te halen. Daarom wil de stuurgroep RES NOB een kwartiermaker aanstellen die gaat verkennen voor welke thema’s zo’n regionale uitvoering zich nog meer leent. De mogelijkheden hiervoor worden op dit moment verkend.
Daarnaast krijgen gemeenten in het kader van het beleidsprogramma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving veel nieuwe taken en middelen. Gemeenten ontvangen bijvoorbeeld bijdragen voor de ondersteuning van lokale isolatieaanpakken. En de Omgevingsdienst Brabant Noord krijg een Specifieke Uitkering om energietoezicht bij bedrijven verder te versterken. Verder moeten gemeenten eraan gaan werken dat kantoorgebouwen ten minste energielabel C krijgen. Een grote opgave, maar ook een grote kans voor de regio om energiebesparing bij bedrijven een forse impuls te geven.
Samenwerkingsstrategie
Toen de RES 1.0 werd vastgesteld, is afgesproken dat iedere gemeente verantwoordelijk is voor een eigen deel van het gezamenlijke bod aan het rijk, gebaseerd op het elektriciteitsverbruik per gemeente. Maar steeds vaker overschrijden de vraagstukken die de energietransitie met zich meebrengt gemeentegrenzen. Deze vraagstukken zijn dan ook niet op gemeenteniveau alleen op te lossen en vragen om een strategie die meer op afstemming en samenwerking is gericht. De stuurgroep RES NOB zoekt daarom uit hoe deze nieuwe strategie vorm kan krijgen. Hierbij wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar hoe beter kan worden samengewerkt als het gaat om het oplossen van netcongestie en het benutten van kansrijke opweklocaties in de regio. Het is de bedoeling om de uitkomsten van deze technische verkenning mee te nemen in de uitgangspunten voor de herijking van de RES 2.0 (bijvoorbeeld via de PlanMER-studie die in 2023 mogelijk wordt aangevangen).