Aanleiding opgave ruimtelijke omgeving in de regio
Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. Zodat het straks bijvoorbeeld makkelijker is om bouwprojecten te starten. De ingangsdatum van de Omgevingswet is al meerdere malen uitgesteld, maar staat nu gepland voor 1 juli 2023.
Om de relatie tussen de RES-opgave en het ruimtelijke omgevingsbeleid van gemeenten en provincies te begrijpen, is het belangrijk om eerst een paar stappen terug te doen. Fenten neemt daarom in haar presentatie de deelnemers mee in de oorsprong van het huidige klimaatbeleid.
Om de opwarming van de aarde tegen te gaan, is in 2015 het Klimaatakkoord van Parijs gesloten. Doel van dit akkoord is om de opwarming van de aarde minder snel te laten plaats vinden. Een belangrijke pijler daarin is het verminderen van CO2-uitstoot, bijvoorbeeld via de opwek van duurzame energie. De landen die het akkoord tekenden maakten veel afspraken gericht op 2030. Maar ook daarna is er nog genoeg te doen. De Nederlandse ambitie is om in 2050 helemaal geen CO2 meer uit te stoten. In juli 2021 zijn er met de Europese Green Deal vervolgens opnieuw ambities vastgesteld en afspraken gemaakt. In de Green Deal staan onder andere nieuwe CO2-ambities op Europees niveau. Momenteel wordt onderzocht wat deze afspraken betekenen voor de Nederlandse regio’s.
Wat in ieder geval wél duidelijk is, is dat het huidige kabinet (net als het vorige kabinet) de doelen voor opwek van duurzame energie en de wijze waarop dit gebeurd voorzet. Aanvullend hierop in juni 2022 ‘de zonnebrief’ verschenen. Hierin staat dat zon zoveel mogelijk op daken en andere objecten moet worden gerealiseerd. Hiervoor zullen normen worden ontwikkeld. En mocht er dan toch nog zon ‘in het veld’ nodig zijn dan moet dit worden gerealiseerd in de vorm van multifunctioneel ruimtegebruik. Dit betekent dat de ruimte voor meerdere functies tegelijk moet worden ingezet – denk bijvoorbeeld aan een combinatie van extensivering van de landbouw en opwek van zon PV (dus geen monofunctionele zonnevelden) of windenergie.
Word geen concurrenten van elkaar
Zulke aanpassingen van het huidige op fossiele brandstoffen ingericht energiesysteem naar een energiesysteem op basis van duurzame bronnen heeft grote effecten op de leefomgeving van mensen. En bovendien is voor dit nieuwe energiesysteem meer ruimte nodig. Ruimte die ook nodig is voor bouw van nieuwe woningen, aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en ontwikkeling van natuur.
Daar komt bij dat in het Klimaatakkoord is afgesproken, dat om de doelen in 2030 te kunnen halen, uiterlijk 1 januari 2025 alle omgevingsvergunningen voor wind- en zonne-energieprojecten moeten zijn verleend. Deze 1 januari 2025 geldt ook voor extra schakelstations.
Fenten legt uit: ‘Om de RES-doelen voor 2030 te kunnen realiseren, is het belangrijk om tijdig te weten waar, gezien de andere opgaven en belangen, daadwerkelijk ruimte is voor zon, wind en extra infrastructuur. Probeer op tijd met alle partijen een pad te schetsen van waar je heen wil.’ Het is daarom ook belangrijk om tijdig in gesprek te gaan met de netbeheerder en een gezamenlijke planning te maken, om uit te zoeken wat er nu al kan worden aangesloten en wat later. Omdat er op veel plaatsen in Nederland sprake is van netcongestie is het belangrijk niet alleen te kijken of de nieuwe opwekeenheden aangesloten kunnen worden maar ook naar de vragers naar elektriciteit. “Door te kijken naar een afstemming tussen vraag en aanbod kan er mogelijk meer ‘ruimte op het netwerk’ komen.”
De energietransitie vraagt veel ruimte. Veel zaken moeten immers een plek krijgen in de fysieke leefomgeving. Denk aan elektriciteitsstations, windmolens en zonnepanelen. Maar ook warmteleidingen, schakelstations en energieopslag in de vorm van waterstof of batterijen. Wat komt waar en hoe kunnen partijen daarbij komende tijd het beste samenwerken? Het is belangrijk om daar nu al over na te denken, vertelt Fenten: ‘Stel als gemeenten in de RES regio samen randvoorwaarden op, anders word je concurrenten van elkaar’.
In Noordoost Brabant blijkt die ruimte op het energienetwerk een grote uitdaging. De regio zit klem, omdat er weinig tot geen nieuwe projecten op het elektriciteitsnet meer kunnen worden aangesloten. ‘Deze regio zit de komende 10 à 20 jaar op slot’, vertelt een deelnemer, ‘we kijken al naar nieuwe initiatieven voor de jaren daarna, zoals waterstof.’
Optrekken als regio
Samenwerken binnen de regio is daarbij essentieel. Want het kan blijken dat een schakelstation in gemeente X nodig is voor een zon- of windproject in gemeente Y. Dit moet je tijdig van elkaar weten zodat processtappen op elkaar kunnen worden afgestemd. Voor de meest geschikte locatie zijn gemeenten soms afhankelijk van hun buren. Zeker voor grote terreinen die bijvoorbeeld van Defensie, ProRail of Rijkswaterstaat zijn, geldt dat ze vaak meerdere gemeenten beslaan. En ook voor veiligheidszones rondom bijvoorbeeld elektriciteitskabels en windmolens geldt dat ze soms over gemeentegrenzen heengaan. Dat vraagt afstemming en samenwerking van gemeenten.
Integrale aanpak
Die samenwerking kan ook bijdragen aan het vinden van oplossingen voor meer dan één uitdaging tegelijk. Fenten raadt aan om naar win-win situaties te zoeken, die bijvoorbeeld tegelijkertijd een oplossing bieden voor het stikstof- en het energievraagstuk. Als voorbeeld noemt ze de gemeente Asten, die heeft verkend hoe de opbrengsten van zon-PV in het buitengebied van de gemeente gebruikt kunnen worden voor andere opgaven in het gebied, zoals verdroging. Of door de zonPV panelen rechtop te zetten blijft er ruimte voor landbouw. Zo worden meerdere opgaven in één keer het hoofd geboden.
Omgevingswet
Gemeenteraden zijn verplicht om binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet een omgevingsvisie vast te stellen, waarin de ruimtelijke opgaven en de te beschermen kernkwaliteiten in de gemeente beschreven staan. Deze visie moet vervolgens worden uitgewerkt in het Omgevingsplan. Het is belangrijk om bij het opstellen van de omgevingsvisie ook de energieambitie mee te nemen. En daarin aan te geven waar kansen en mogelijkheden worden gezien voor zon en wind rekening houdend met natuur en landschap, etc. Maar ook aan te geven waar kansen worden gezien om opgaven in nauwe samenhang met elkaar op te pakken, zoals stikstof reductie, opvang van water en realisatie van zon en wind. Als gemeenten al bij het opstellen van de omgevingsvisie nadenken over hoe en waar duurzame energie kan worden gerealiseerd en onder welke randvoorwaarden dan biedt dat handvatten voor het opstellen van randvoorwaarden in de omgevingsvergunningen.
De Omgevingswet is als het ware een instrumentenkoffer voor gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk, legt Fenten uit. Onderdelen hiervan zijn:
- Omgevingsvisie – strategische en integrale lange termijnvisie op de fysieke leefomgeving.
- Omgevingsprogramma – in het programma worden de doelen uit de omgevingsvisie concreter uitgewerkt. Indien nodig met een programmatische aanpak. Dit programma kun je als gemeenten samen opstellen. Het kan de basis vormen voor vergunningverlening. Dan zal voor het gezamenlijk programma wel een planMER moeten worden opgesteld.
- Omgevingsplan – het omgevingsplan maakt ontwikkelingen zoals zon- en windenergie en bijbehorende infrastructuur mogelijk. In het omgevingsplan worden regels hiervoor gesteld als die ontwikkelingen gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.
- Omgevingsvergunning – Een omgevingsvergunning geeft toestemming voor realisatie van plannen in de fysieke leefomgeving.
- Projectbesluit – Het projectbesluit wijzigt het omgevingsplan met regels die nodig zijn voor het uitvoeren, in werking hebben of in stand houden van het project. Het projectbesluit maakt projecten met een publiek nationaal, provinciaal of waterschapsbelang mogelijk.
Omdat alle omgevingsvergunningen van RES-plannen voor wind- en zonne-energieprojecten al op 1 januari 2025 verleend moeten zijn, raadt Fenten de deelnemers aan om het energieonderdeel van de Omgevingsvisie eerder op te leveren. Daarnaast adviseert ze om als partners in de RES de mogelijkheden die het programma onder de nieuwe Omgevingswet biedt samen te verkennen. Met dit programma kunnen gezamenlijk de randvoorwaarden voor zon- en windenergie verder uitgewerkt worden. En met de netbeheerder na te gaan wat een en ander betekent voor het energienetwerk.
Opbrengst groepsgesprekken
Na de presentatie gingen de deelnemers in groepen in gesprek over welke ruimtelijke uitdagingen regionaal of gemeente-overstijgend zouden moeten worden aangepakt. De steden in de regio zullen namelijk hotspots worden qua energievraag. Die energie kan mogelijk niet allemaal in de eigen gemeente worden opgewekt, dus is samenwerking tussen gemeenten cruciaal.
De gesprekken brachten een aantal mooie ideeën voort. Deelnemers dachten bijvoorbeeld dat een combinatie van landbouw en energieopgaven kansrijk zou kunnen zijn. En ook het regionaal oppakken van de PlanMER leek veel deelnemers een goed idee. Bovendien vonden deelnemers dat er verder vooruit gekeken zou moeten worden dan de huidige opgaven, in de richting van 2050. Ook bleek gezamenlijke duurzame opwek in de regio opnieuw op tafel te liggen – mede ingegeven door de stikstofcrisis en de energiecrisis.
Veel deelnemers vonden het raadzaam om alle gemeentelijke plannen te stapelen om zo een goed beeld te krijgen van de regionale opgaven en bijvoorbeeld de totale extra elektriciteitsvraag die dat oplevert. Deelnemers ervaren dat extra plannen voor duurzame energieopwek, bovenop de huidige plannen, worden tegengehouden door de provincie in plaats van dat het wordt gestimuleerd. Dit maakt dat de plannen voor nieuwe opwek stagneren. Niet alleen betere samenwerking in de regio, maar ook betere samenwerking met de provincie zou prioriteit moeten hebben.
Vragen en antwoorden
Al tijdens de presentatie werden veel vragen gesteld door deelnemers en ook aan het einde van de sessie waren er veel deelnemers die graag nog iets meer wilden weten of zeggen. We zetten daarom een aantal van de vragen en opmerkingen voor je op een rij.
Collega’s geven aan dat gemeenten mogen afwijken van de deadline voor vergunningen (1 januari 2025) als ze de afwijking kunnen motiveren, klopt dat?
Het gaat erom dat er ruimte voor de opgave is gereserveerd. Om een vergunning te krijgen, moet een project uitvoerbaar zijn. Wellicht kan vergunningverlening later, maar de ruimte moet wel worden gereserveerd. Hiervoor is vroegtijdige afstemming met netwerkbeheerders erg belangrijk.
Er worden in de komende jaren alternatieven ontwikkeld. Er wordt bijvoorbeeld veel gefocust op onzekere alternatieven als waterstof. Dit maakt het lastig om te plannen en om nu al vergunningen aan te vragen. Hoe gaan we daarmee om?
Zelfs wanneer nog niet helemaal duidelijk is hoe de ruimte precies wordt ingevuld, kan de ruimte beleidsmatig wel vast gereserveerd worden. Voor welke oplossing uiteindelijk wordt gekozen kan dan later nog worden besloten.
De regio zit klem qua ruimte op het energienetwerk voor duurzame energieopwekking. Maar toch wordt er dogmatisch vastgehouden aan de deadline voor vergunningen van 1 januari 2025, terwijl nu al duidelijk is dat er voor sommige initiatieven pas ruimte is op het net na 2030. Dan heeft het toch geen zin om in 2025 al een vergunning aan te vragen?
Ook dan is het wel belangrijk om de ruimte te reserveren. Wellicht kun of hoef je nog geen vergunningen aan te vragen. Maar het is wel belangrijk om alvast in gesprek te gaan met stakeholders en beleid te maken om de ruimte te reserveren. Een betere afstemming tussen duurzame opwek op de vraag naar energie kan ook een oplossing zijn.
Bedrijven doen de opwek graag zelf, wat het lastig maakt om daar als gemeente invloed op uit te oefenen. Hoe gaan we daarmee om?
Het is goed om hier gezamenlijk als regio een strategie voor te bedenken, een gezamenlijke aanpak voor bedrijventerreinen.
Doordat bedrijven zelf hun eigen energie opwekken zijn er mogelijk niet genoeg afnemers voor de energie die in de gemeente wordt opgewekt. Hoe lossen we dat op?
Dit kan ook worden opgelost door samenwerking in de regio. De hotspots in de steden hebben juist meer energie nodig dan er wordt opgewekt. Ook woonwijken hebben straks waarschijnlijk meer energie nodig, bijvoorbeeld vanwege elektrische warmtepompen.
Hoeveel opwek en gebruik is er eigenlijk in de hele regio?
Dat is op dit moment niet helemaal duidelijk. Goed om dit gezamenlijk in kaart te brengen.
Is de RES wel of geen programma volgens de Omgevingswet? En dus wel of niet PlanMER-plichtig?
De RES is geen programma volgens de Omgevingswet als het een opsomming is van bestaand beleid. Maar wél als er nieuwe kaders in staan of als bestaand beleid moet worden aangepast.
Andere functies krijgen nu voorrang boven de ruimte voor de energietransitie, denk bijvoorbeeld op wonen. Een energieclaim voelt dan haast als een aanval op Ruimtelijke Ordening.
Ook bij woningen moet ruimte worden vrijgehouden voor bijvoorbeeld elektriciteitshuisjes. Het klopt dat het veel vergt om ruimte te vragen voor energie. Daarom is het goed om je bewust te zijn van de ruimte die bij de verschillende technieken komt kijken (denk aan buizen bij warmte, batterijen/wisselstations bij elektriciteit). Er is dus tijdige afstemming nodig met andere opgaven, zoals wonen. Je kunt niet alleen vanuit ‘energie’ blijven kijken.
Netbeheerders plannen maximaal 5 jaar vooruit, maar voor de RES-plannen hebben we langere termijn planningen nodig.
Door bijvoorbeeld een regionaal programma op te stellen, kun je vast meer zekerheid bieden aan netbeheerders om voor de lange termijn te investeren. Het is vooral belangrijk om samen in gesprek te gaan en blijven. Kijk hierbij bijvoorbeeld naar wat er gebeurt bij de provinciale meerjarenprogramma infrastructuur, energie en klimaat (MIEK).
Kun je tegelijk werken aan een programma en omgevingsvisie?
Ja, dat kan. Een programma kan werken als een versneller op bepaalde onderdelen van de omgevingsvisie. Alles kan parallel lopen, ook PlanMER en programma. Maar de PlanMER moet wel eerst klaar zijn voordat het programma kan worden vastgesteld. De PlanMER geeft onderbouwing voor besluiten die in het programma worden genomen. Dit geldt ook voor omgevingsvisie. De PlanMER verkent alternatieven en brengt voor deze alternatieven de effecten op natuur, milieu en landschap in beeld.