1. Bron
Klik hier voor de handreiking
2. Relevante bepaling:
‘Gemeenten in de Provincie Noord-Brabant zijn in toenemende mate op zoek naar een beleidskader voor hoe met de (on)mogelijkheden in een gemeente voor windparken en/of zonneparken op land (‘Hernieuwbaar op Land’) omgegaan kan worden. En dan meer specifiek hoe maatschappelijke meerwaarde en participatie (die weer leiden tot draagvlak) daarbij een rol kunnen krijgen en wat al dan niet in dat kader kan worden afgedwongen. Niet alleen de ambities voor Hernieuwbaar op Land zoals verwoord in de verschillende regionale energiestrategieën zijn daar een reden voor; ook concrete principeverzoeken van initiatiefnemers om een windpark of zonnepark te ontwikkelen, doen de behoefte ontstaan voor gemeenten om een generiek afwegingskader te hebben wat betreft Hernieuwbaar op Land.
Deze handreiking biedt een contour voor gemeentelijk beleid voor windparken dan wel zonneparken op land. Deze handreiking is evenwel niet een handreiking voor wat betreft de omgang met ruimtelijk ordeningsbeleid (zoals hoe met omgevingswaarden om te gaan), maar richt zich op de uitwerking van maatschappelijke meerwaarde en participatie. Daarbij wordt een mogelijke route geformuleerd die in beleid terug kan komen.”
“Route
Een gemeente stelt een uitgangspuntennotitie in concept op voor wat betreft beleid voor Hernieuwbaar op Land. Die conceptnotitie omvat onder andere het volgende.
A. De gemeente maakt op basis van het voorgaande transparant en (ruimtelijk) inzichtelijk hoe zij in de komende jaren windparken en zonneparken getrancheerd in de gemeente wil (doen laten) ontwikkelen.
B. Voor een (elke) tranche wordt een selectie gemaakt van ontwikkelaars met een locatie binnen die tranche op basis van (1) de kwaliteiten van de ontwikkelaar zelf (of consortium) en (2) een rudimentair plan van aanpak van de ontwikkelaar om maximaal te voldoen aan de elementen (maar niet beperkt tot):
o Ecologie/biodiversiteit,
o Meervoudig ruimtegebruik (koppelkansen),
o Landschappelijke inpassing (bijv. in nabijheid kernen/binnen zoekgebied) en
o Verwijdering van windparken en/of zonneparken (na einde exploitatie),
o Financiële afdrachten in het kader van goede ruimtelijke ordening,
o Maatschappelijke meerwaarde,
o Procesparticipatie,
o Gebruik van netinfrastructuur tegen laagste maatschappelijk kosten,
o Maatschappelijk draagvlak,
o Financiële participatie.
Procesparticipatie kan als eerder opgemerkt verplicht worden opgelegd vanuit de Omgevingswet, maar het resultaat van zo een proces is natuurlijk ook ongewis. De laatste 3 elementen zijn voorts lastig ‘ruimtelijk relevant’ te achten en kunnen niet als resultaatverplichting terugkomen. Voor de andere elementen lijkt het wel mogelijk die als resultaatverplichting op te nemen nu ze een ruimtelijke component hebben. Vanuit de IOV en het daarop gebaseerd beleid zijn een aantal elementen ook al harde voorwaarden om aan ontwikkelaars op te leggen.
C. De geselecteerde ontwikkelaars wordt gevraagd het rudimentaire plan van aanpak uit te werken tot een finaal en gedetailleerd plan van aanpak, waarbij voorgaande elementen terugkomen maar waarbij de ontwikkelaar tevens ook aangeeft hoe zij denkt door middel van (proces en financiële) participatie draagvlak te vergroten en op welke KPI28’s de gemeente de ontwikkelaar mag afrekenen.
D. Ontwikkelaars krijgen de mogelijkheid om een formeel principeverzoek in te dienen welk verzoek uiteindelijk kan leiden tot een vergunning. Dit wel onder voorwaarde dat de ontwikkelaar in het ontwikkelproces tot aan de eventuele vergunningverlening (blijvend) aan de KPI’s voldoet. De gemeente monitort de voortgang en de Raad heeft het laatste woord indien een ontwikkelaar onverhoopt niet aan de KPI’s voldoet.
E. Het uitgangspunt is om de ruimte voor ontwikkelaars die een formeel principeverzoek in mogen dienen, aan te laten sluiten bij de publiekrechtelijke beschikbare ruimte. Er wordt dus tussen ontwikkelaars niet onderling nogmaals gestreden voor het recht om te ontwikkelen.29 De resultante is dan wel dat als een ontwikkelaar wegvalt doordat deze niet aan de KPI’s voldoet, er minder Hernieuwbaar op Land wordt ontwikkeld dan beoogd.
F. Indien een ontwikkelaar aan de KPI’s voldoet, maar dat bijv. het beoogde maatschappelijke draagvlak tegenvalt ten opzichte van wat werd verwacht (of in het geheel afwezig is), kan en mag dit (juridisch) geen reden zijn om de vergunning niet te verstrekken.
De gemeente brengt ‘stakeholders’ in kaart en consulteert hen over hun visie op de mogelijkheden voor Hernieuwbaar op Land in de gemeente en hoe zij de concept uitgangspuntennotitie appreciëren (en of ze wellicht andere mogelijkheden zien). Waar mogelijk en afhankelijk van de voornoemde stakeholdersconsultatie kan voor een zgn. greendeal worden gekozen.
Op basis van het voorgaande stelt de gemeente haar finale beleid voor Hernieuwbaar op Land vast.”
3. Algemeen
In het kader van het programma SIE is door RenewabLAW te Vught een handreiking opgesteld. Deze is onder andere verspreid binnen de RES-regio’s in de Provincie Noord-Brabant.
De handreiking biedt een handelingsperspectief nu het is gebleken uit onderzoeken dat het ‘streven naar 50% lokaal eigendom’ niet afdwingbaar is door planologische medewerking te onthouden aan projecten waarbij dit streven niet is of wordt gerealiseerd. Dit perspectief is de maatschappelijke tender en een aanpak hoe zulks vorm te geven staat beschreven.
4. Aanbevelingen voor verdere kennisname
Deze handreiking sluit aan/bouwt voort op de factsheet Bevoegdheden overheden bij procesparticipatie en financiële participatie van het Nationaal Programma RES en het onderzoek van IBR in opdracht van Holland Solar Lokaal eigendom en omgevingsbijdragen voor zonneparken