1. Bron
Zie
http://www.tpedigitaal.nl/sites/default/files/bestand/condities_voor_een_grotere_rol_van_energiecooperaties_in_hernieuwbare_elektriciteitsopwekking.pdf
2. Relevante bepaling:
“Draagvlak.
Voor het creëren van draagvlak voor windprojecten − en mogelijk op termijn ook voor grondgebonden zonneparken − lijkt een noodzakelijke voorwaarde te zijn dat de omwonenden financieel meeprofiteren. Het steekt als alleen de grondeigenaar de lusten heeft en de omwonenden alleen de lasten. Aangezien de meeste coöperaties expliciet als doelstelling hebben om revenuen ten goede te laten komen aan de lokale gemeenschap zijn zij op papier een geëigende partij om het lokale draagvlak te bevorderen. In de praktijk blijkt het echter geen vanzelfsprekendheid te zijn dat energiecoöperaties daardoor op meer goodwill kunnen rekenen. Soms is het tegendeel het geval. Mede vanwege het (vooralsnog) grotere draagvlak richten veel coöperaties zich liever op zon-PV dan op wind. Dit heeft wel als nadeel dat zonneparken per kilowattuur aanzienlijk meer subsidie nodig hebben, en er een veel groter oppervlak nodig is om dezelfde stroomopbrengst te krijgen dan bij wind.
Continuïteit en professionaliteit.
We hebben laten zien dat het jaren duurt om langs organische weg en op eigen kracht tot een organisatie met voldoende continuïteit en professionaliteit uit te groeien, en dat veel jonge coöperaties die zon- of windprojecten willen realiseren daarom samenwerkingsverbanden aangaan met professionele c.q. commerciële partijen. Daarbij is een relevante vraag in hoeverre de coöperatieve doelstelling om de lokale economie te versterken in gevaar komt. Commercieel opererende partijen zullen de revenuen vooral aan hun aandeelhouders uitkeren. Het is voor coöperaties de kunst om het optimale compromis te vinden tussen professionele slagkracht en de coöperatieve missie.
Samenvattend.
Alles overziend kan de voorzichtige conclusie zijn dat de condities voor energiecoöperaties gunstig genoeg zijn om op termijn een groter aandeel in de hernieuwbare elektriciteitsopwekking te krijgen dan nu het geval is. Of het in Duitsland gerealiseerde aandeel van bijna 10% in Nederland binnen bereik ligt is echter de vraag, vooral omdat de financiële ondersteuning voor zon en wind in Duitsland tot voor kort ruimer was dan in Nederland. Wel is duidelijk dat substantiële aandelen alleen verwezenlijkt kunnen worden als coöperaties bereid zijn om hetzij uit te groeien tot professionele organisaties met betaalde krachten, hetzij samen te werken met professionele c.q. commerciële partijen. Alleen dan zullen ze in staat zijn kostbare productie-installaties te realiseren en te beheren. Energiecoöperaties die puur met vrijwilligers en onafhankelijk van andere partijen willen blijven werken kunnen zich beter blijven richten op de in de inleiding genoemde dienstverlenende activiteiten, zoals het organiseren van collectieve inkoopacties van zonnepanelen en van wijkacties rond energiebesparing en/of het doorleveren van energie. “
3. Algemeen